Einde van Instituties
Gastcollumn door Marijn Rooymans voor “Rechtstreeks” nr 4/2013, Periodiek van de Raad voor de rechtspraak
Het is nu ruim acht jaar geleden dat ik voor het laatst in dienstverband werkte.
In het begin was het heel spannend, want van de een op de andere dag hoorde ik nergens meer bij. Geen collega’s meer, geen directeur of aandeelhouders om aan te rapporteren en, misschien nog wel het belangrijkste verschil, als ik niet zelf in actie kwam hadden we thuis geen brood op de plank. Destijds voelde het alsof het iets heel bijzonders was, maar dat was natuurlijk helemaal niet zo. Ik ben gewoon een exponent van een bredere maatschappelijke ontwikkeling.
Een niet te onderschatten factor in de opkomst van zelfstandig ondernemerschap onder professionals is de technologische ontwikkeling van de laatste jaren. Die gaat steeds sneller en tast het bestaansrecht aan van organisaties die ons zo vertrouwd zijn dat we denken niet zonder te kunnen.
Althans dat denk ik te signaleren sinds ik me verdiepte in de economische grondslagen van organisaties zoals we die kennen. Samengevat zijn onze huidige organisatievormen namelijk vooral te verklaren vanuit het aspect “coördinatie kosten[1]” (mijn eigen vrije vertaling: de tijd en geld die gemoeid zijn met communicatie en afstemming als mensen samen een dienst of product tot stand brengen).
In den beginne werkten we vooral als individu en als we samenwerkten maakte we daar telkens afspraken over. Soms was het lastig om te zorgen dat ieder in zo’n samenwerking zich daar ook aan hield. Op een gegeven moment werd het zinvol voor groepen juristen om met elkaar in een kantoor te gaan zitten en zich in de buitenwereld als economische eenheid te presenteren. Het vergrote hun concurrentiekracht en zorgde ervoor dat communicatie in het kader van kennisdeling en samenwerking minder tijdrovend en kostbaar werd. Bovendien zorgde het ervoor dat de partner/manager makkelijker z’n medewerkers kon sturen en controleren.
Heel lang hebben we met z’n allen de organisaties die zo ontstonden gezien als de optimale vorm. De eerste haarscheurtjes in dat beeld ontstonden toen duidelijk werd dat de aard van moderne getalenteerde professionals en de aard van traditionele organisaties met elkaar op gespannen voet staan.
Dat is inmiddels in de management theorie algemeen aanvaard. Het volgende wat de komende jaren snel zal veranderen is de manier waarop wij ons als juristen organiseren. Door technologische ontwikkelingen zijn de kosten van communicatie inmiddels nihil. En ook het aspect tijd speelt in onze communicatie geen enkele rol meer. Alle uitwisseling van informatie is kosteloos en real time. De toegang tot alle kennis die ik als professional nodig heb bevindt zich onder mijn vingertoppen of in mijn broekzak.
Brengt de exclusieve verbondenheid aan een organisatie mij als professional dan eigenlijk nog wel iets waarin ik niet op andere manier efficiënter flexibeler en misschien zelfs beter zou kunnen voorzien? Heb ik er wat aan voor de uitoefening van mijn vak? Is het nog wel echt in het belang van mijn cliënten dat ik verbonden ben aan een bepaald kantoor?
Voor een toenemend aantal juridische professionals luidt het antwoord op die vraag nu al “nee”. Ruim 450 van hen maken deel uit van het Netwerk van OndernemendeJuristen[2]. Een niet-exclusief samenwerkingsplatform van en voor de betere ongebonden juristen en advocaten van Nederland.
Als zelfstandige professionals in dat netwerk doen we ons werk in de regel op persoonlijke titel. Eigenlijk geeft dat ook een veel zuiverder beeld naar de buitenwereld. Juristenwerk is immers mensenwerk hetgeen met zich meebrengt dat de kwaliteit ervan in hoge mate persoonsgebonden is.
Onlangs wees een rechter me er op dat ons netwerk in bepaalde zin trekken vertoont van de rechterlijke macht. Dat zette me aan het denken. Misschien is het ook wel zo. Wij denken natuurlijk dat we onze tijd vooruit zijn, maar je zou de rechterlijke macht ook kunnen zien als een netwerk van hoogwaardige juridische professionals. Groter en veel exclusiever van aard dan onze club, maar ook hier treed je toe op persoonlijke titel en ook hier wordt je geacht in hoge mate zelf verantwoordelijkheid te nemen.
Andersom zou ik me ook kunnen voorstellen dat er voor de rechterlijke organisatie een uidaging ligt in de netwerkgedachte. Als voormalig manager in een traditionele organisatie ervaar ik zelf de ontwikkeling van het Netwerk van OndernemendeJuristen als constante louterende oefening in loslaten. Daarbij blijkt keer op keer dat als het om juridische professionals gaat, minder-organiseren eigenlijk altijd veel beter werkt dan meer-organiseren.
Nu ik er zo over nadenk. Waarschijnlijk wordt dat het meest kenmerkend voor de ontwikkeling van organisaties in de nabije toekomst. We gaan veel minder in processen en exclusieve samenwerkingsrelaties vastleggen. We houden op met organogrammen en “blauwdrukdenken” en gaan terug naar de basis. En wat was die ook al weer?
[1] Zie hierover het werk van Ronald Coarse (“The Nature of the Firm” 1939) en een van zijn studenten, de 2009 Nobelprijs winnaar voor Economie, Oliver E. Williamson (“The Theory of the Firm as Governance Structure: From Choice to Contract” 2002)
[2] U zult mijn netwerkcollega’s niet snel tegenkomen in hun hoedanigheid als lid van het OJ netwerk. We werken eigenlijk alleen voor “professionele cliënten”, zoals ik juridische afdelingen en advocatenkantoren betitel. Elk van ons schakelt het netwerk bovendien alleen in als het belang van de cliënt daarmee gebaat is en in dat geval worden telkens op maat de meest geschikte juristen voor die cliënt of dat project geselecteerd. Er is een set spelregels en verder regelen we van geval tot geval alles altijd zo simpel mogelijk. Met als gevolg een absoluut minimum aan overhead en een maximum aan flexibiliteit.